Subtotale en distale pancreatectomie hebben de voorkeur bij de behandeling van alvleesklierkanker, vooral wanneer de tumor zich in het corpus of de staart van de alvleesklier bevindt. Bij een distale pancreatectomie wordt de staart van de pancreas en soms een deel van het pancreaslichaam verwijderd. Tijdens deze operatie kan ook de milt worden verwijderd. Subtotale pancreatectomie is een procedure waarbij een groter gebied wordt verwijderd. Beide operaties worden uitgevoerd met behulp van minimaal invasieve methoden. Omdat alvleesklierkanker bij de meeste patiënten al is uitgezaaid op het moment dat de diagnose wordt gesteld, is een chirurgische ingreep niet altijd mogelijk en zijn de behandelingsopties beperkt.

Wat zijn Subtotale en Distale Pancreatectomie bij Alvleesklierkanker?

Alvleesklierkanker wordt behandeld met subtotale en distale pancreatectomie, die gericht zijn op specifieke delen van de alvleesklier. De distale pancreatectomie omvat het verwijderen van de staart van de alvleesklier en een deel van het lichaam, en hierbij wordt meestal ook de milt verwijderd. Subtotale pancreatectomie is daarentegen een meer ingrijpende procedure die het verwijderen van een groter deel van de alvleesklier vereist. Beide operaties hebben tot doel het kankergezwollen weefsel te verwijderen. Daarbij streeft de chirurg ernaar om de functies van de alvleesklier zoveel mogelijk te behouden. Deze chirurgische methoden kunnen worden uitgevoerd via een open operatie of met minimaal invasieve technieken. Aangezien elke casus uniek is, is de keuze voor een chirurgische methode afhankelijk van de algemene conditie van de patiënt en de verspreiding van de tumor.

Wat zijn de Doelstellingen en Effecten van Subtotale en Distale Pancreatectomie?

Subtotale en distale pancreatectomie spelen een belangrijke rol bij de behandeling van alvleesklierkanker en andere aandoeningen van de alvleesklier. Het voornaamste doel van deze chirurgische procedures is om het zieke weefsel te verwijderen, terwijl de functies van de alvleesklier zoveel mogelijk behouden blijven. De subtotale pancreatectomie omvat het verwijderen van een groot deel van de alvleesklier, terwijl de distale pancreatectomie gericht is op de staart en een deel van het lichaam. Beide procedures worden zorgvuldig gepland om de algemene gezondheid van de patiënt te behouden.

De effecten van deze procedures omvatten een gedeeltelijk verlies van de functies van de alvleesklier. De insulineproductie in het endocriene systeem kan afnemen, wat kan leiden tot diabetes. Ook het spijsverteringssysteem wordt beïnvloed. Een afname van de exocriene functies van de alvleesklier kan, door een tekort aan spijsverteringsenzymen, problemen veroorzaken bij de vertering van voedsel. In dat geval kunnen patiënten genoodzaakt zijn tot het gebruik van enzymvervangende supplementen.

Cerurgische risico’s zijn als volgt:

  • Pancreasfistel
  • Infectie
  • Vertraagde maaglediging
  • Bloedingen

Tijdens een distale pancreatectomie wordt de milt vaak verwijderd. Het verwijderen van de milt verzwakt het immuunsysteem van de patiënten en verhoogt het risico op infecties. Daarom worden bepaalde vaccinatieprogramma’s aanbevolen en kan in sommige gevallen een levenslange antibioticabehandeling noodzakelijk zijn.

In welke situaties worden Subtotale en Distale Pancreatectomie toegepast bij Alvleesklierkanker?

Subtotale en distale pancreatectomie worden toegepast in verschillende stadia van alvleesklierkanker en afhankelijk van de locatie van de tumor. Distale pancreatectomie wordt doorgaans toegepast bij tumoren in het lichaam en de staart van de alvleesklier die resectabel zijn. Indien de tumor in verband staat met de milt, kan een splenectomie aan deze procedure worden toegevoegd. Daarentegen wordt subtotale distale pancreatectomie gekozen bij complexere gevallen waarbij de tumor zich nabij de nek van de alvleesklier of in de buurt van de poortader bevindt. In dat geval wordt bijna de gehele alvleesklier verwijderd, waarbij slechts een klein stukje weefsel wordt achtergelaten.

  • Distale pancreatectomie: Bij tumoren in het lichaam en de staart van de alvleesklier.
  • Subtotale distale pancreatectomie: Bij tumoren nabij de nek van de alvleesklier of bij grote tumoren.

Hoe wordt Subtotale en Distale Pancreatectomie uitgevoerd?

Bij zowel subtotale als distale pancreatectomie krijgt de patiënt eerst een algemene anesthesie en wordt de patiënt in rugligging op de operatie voorbereid. Een geschikte incisie wordt in de buik gemaakt om toegang tot de alvleesklier te verkrijgen.

Tijdens de mobilisatiefase van de alvleesklier wordt deze voorzichtig gescheiden van het omliggende weefsel en vrijgemaakt. Vervolgens wordt de alvleesklier doorgesneden bij de nek of het lichaam, en wordt het deel dat verwijderd dient te worden bepaald. In deze fase worden meestal staplerapparaten gebruikt.

De behandeling van de milt kan variëren afhankelijk van het verloop van de operatie. Indien de milt wordt verwijderd, worden de slagader en de ader van de milt afgebonden. Indien de milt behouden blijft, worden deze vaten zorgvuldig gedisseceerd om de bloedtoevoer te behouden.

Tijdens de excisie wordt het gedeelte van de alvleesklier dat verwijderd moet worden, afhankelijk van de staat van de milt en de verspreiding van de ziekte, geëxcideerd. Indien nodig kan ook het hoofdgedeelte van de alvleesklier in de procedure worden opgenomen.

  • Patiëntpositie en Incisie: De patiënt wordt in rugligging geplaatst en er wordt een incisie in de buik gemaakt.
  • Mobilisatie van de Alvleesklier: De alvleesklier wordt zorgvuldig gescheiden van het omliggende weefsel.
  • Doorzagen van de Alvleesklier: De alvleesklier wordt met staplerapparaten doorgezaagd op de gewenste locatie.
  • Beheer van de miltvaten: Afhankelijk van of de milt behouden blijft of verwijderd wordt, worden de vaten afgebonden of gedisseceerd.

Wat zijn de Bijwerkingen en Risico’s van Subtotale en Distale Pancreatectomie?

Na zowel subtotale als distale pancreatectomie kunnen zowel op korte als op lange termijn bijwerkingen en risico’s optreden. Op korte termijn is de pancreasfistel de meest voorkomende complicatie. Deze complicatie ontstaat door het uitlekken van pancreassap uit het operatiegebied en kan leiden tot infecties. Daarnaast ervaren patiënten na de operatie vaak pijn. Deze pijn wordt beheerd met pijnstillers, maar soms kan hevige pijn een teken van complicaties zijn. Een andere veelvoorkomende bijwerking is infectie. Vooral wanneer de milt wordt verwijderd of bij pancreassaplekkage neemt het risico op infecties toe.

Bovendien kunnen sommige patiënten een vertraagde maaglediging ervaren. Deze vertraging zorgt voor problemen bij de passage van maaginhoud naar de dunne darm en vereist meestal medicatie. Postoperatieve misselijkheid en braken komen ook vaak voor, vooral als gevolg van de effecten van de anesthesie en pijnstillers. Op lange termijn kunnen er risico’s zijn zoals endocriene insufficiëntie. Wanneer een aanzienlijk deel van de alvleesklier wordt verwijderd, neemt de insulineproductie af, wat kan leiden tot nieuw ontstane diabetes. Daarnaast kan een afname van de pancreasenzymen leiden tot exocriene insufficiëntie.

Patiënten kunnen in de loop van de tijd chronische diarree, malabsorptie en gewichtsverlies ervaren als gevolg van spijsverteringsproblemen. In dergelijke gevallen kan een enzymvervangende behandeling nodig zijn. Wanneer de milt wordt verwijderd, worden patiënten vatbaarder voor infecties veroorzaakt door ingekapsuleerde organismen en kan het nodig zijn om hen te vaccineren en een antibioticabehandeling te ondergaan om infecties te voorkomen.

Voor wie zijn Subtotale en Distale Pancreatectomie geschikt bij Alvleesklierkanker?

Bij de behandeling van alvleesklierkanker kan een subtotale of distale pancreatectomie een geschikte optie zijn voor patiënten die aan bepaalde criteria voldoen. Allereerst is het belangrijk dat de tumor gelokaliseerd is in het lichaam of de staart van de alvleesklier. Het feit dat de tumor niet ernstig betrokken is bij de grote bloedvaten of andere vitale structuren in de omgeving is ook een cruciale factor voor het uitvoeren van deze operatie. Als de tumor geen metastasen heeft, wordt de patiënt als een betere kandidaat beschouwd.

  • Locatie en Verspreiding van de Tumor: Een tumor die beperkt is tot het lichaam of de staart van de alvleesklier wordt als geschikt beschouwd.
  • Resectabiliteit: Patiënten met tumoren die volledig chirurgisch verwijderd kunnen worden, zijn meer geschikt.
  • Algemene Gezondheid: Het is noodzakelijk dat de patiënt in een algemene gezondheid verkeert die een dergelijke grote operatie kan verdragen.
  • Grootte van de Tumor en Invasie in Naburig Weefsel: Kleine tumoren die zich niet hebben verspreid naar het omliggende weefsel zijn geschikt voor deze procedure.

Wat zijn de Succespercentages van Subtotale en Distale Pancreatectomie?

De succespercentages van distale pancreatectomie (DP) en subtotale pancreatectomie variëren afhankelijk van de gebruikte chirurgische methode en het type ziekte. Bij goedaardige of laaggradig kwaadaardige gevallen is de succesrate van de distale pancreatectomie hoog. Vooral de laparoscopische miltbehoudende distale pancreatectomie (SPDP) wordt vaak toegepast in dergelijke gevallen en heeft een hoge succesrate. Ongeveer 80% van de patiënten die een distale pancreatectomie ondergaan, ervaart minder complicaties in vergelijking met operaties waarbij een splenectomie wordt uitgevoerd.

  • Complicatieratio: tussen de 27% en 34%
  • Grote complicaties: tussen de 3,3% en 8,4%
  • 90-dagen mortaliteitsratio: minder dan 1%

Subtotal pancreatectomie wordt beschouwd als een complexere ingreep en heeft een hogere morbiditeitsratio dan de distale pancreatectomie. Deze ratio varieert tussen de 38% en 69%, afhankelijk van de grootte van de verwijderde alvleesklier en de algemene gezondheid van de patiënt. Hoewel het risico op complicaties hoger is, kan subtotale pancreatectomie levensreddend zijn, vooral in ernstige gevallen zoals pancreasductaal adenocarcinoom.

Beide operaties dragen bepaalde risico’s. Bijvoorbeeld, na een distale pancreatectomie kan bij 3,6% tot 8,3% van de patiënten een postoperatieve pancreasfistel (POPF) optreden. Desalniettemin hebben de ontwikkelingen in minimaal invasieve technieken, zoals robotgeassisteerde distale pancreatectomie, geholpen om de operatietijd en de hersteltijd te verkorten en deze risico’s te verminderen.

Hoe ziet het verwachte hersteltraject eruit na Subtotale en Distale Pancreatectomie?

Het hersteltraject na de operatie kan variëren afhankelijk van de omvang van de toegepaste chirurgische methode en de algemene gezondheid van de patiënt. Patiënten verblijven doorgaans 5 tot 10 dagen in het ziekenhuis na de operatie. Indien de operatie met een minimaal invasieve benadering wordt uitgevoerd, kan de hersteltijd korter zijn. Patiënten die een miltbehoudende distale pancreatectomie ondergaan, herstellen doorgaans sneller dan degenen die een splenectomie hebben.

In de eerste dagen na de operatie worden de patiënten nauwlettend gevolgd op de intensive care of op een high dependency unit. In deze periode wordt met name zorgvuldig gelet op de bloedsuikerspiegels en eventuele lekkages van pancreassap. Een pancreasfistel is een van de meest voorkomende complicaties, waarbij het beheer van drainages een cruciaal onderdeel van dit proces is.

Ook op het gebied van voedingsaanpassingen is een zorgvuldige follow-up noodzakelijk. Het verwijderen van een deel van de alvleesklier kan het spijsverteringssysteem beïnvloeden en leiden tot een tekort aan enzymproductie. In dat geval wordt een enzymvervangende behandeling toegepast. In zeldzame gevallen kan het onvermogen van de alvleesklier om voldoende insuline te produceren leiden tot diabetes. Patiënten krijgen na de operatie voorlichting over de behandeling van diabetes en voedingsaanpassingen.

Een geleidelijke toename van de fysieke activiteit is belangrijk tijdens het herstelproces. Al binnen een of twee dagen na de operatie wordt patiënten aangemoedigd om te gaan lopen. Het volledig hervatten van normale dagelijkse activiteiten kan enkele weken tot enkele maanden duren. Het wordt doorgaans aanbevolen om gedurende 6 tot 8 weken zware inspanning of vermoeiende activiteiten te vermijden.

Op de lange termijn bestaat er bij sommige patiënten een risico op exocriene insufficiëntie. Deze aandoening kan, als gevolg van een tekort aan spijsverteringsenzymen, leiden tot symptomen zoals diarree en gewichtsverlies. Deze symptomen kunnen worden beheerst met enzymvervangende behandeling.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *