Adenokarcinoom is een type kanker die ontstaat uit de kliercellen in ons lichaam – de cellen die afscheidingen zoals mucus, enzymen, hormonen enzovoorts produceren. Het woord “adeno” is Latijns van oorsprong en betekent “klier”; “carcinoom” is de benaming voor kwaadaardige (maligne) tumoren die ontstaan uit epitheelcellen. Adenokarcinomen kunnen voorkomen in de longen, dikke darm (colon), borst, alvleesklier, prostaat, maag, baarmoederhals (cervix) en vele andere organen.

Hoe ontstaat adenokarcinoom?

Grofweg gezegd ontstaat adenokarcinoom wanneer onze kliercellen “van de rails raken”. In ons lichaam zijn er talloze weefsels en cellen, elk met hun eigen functie: sommigen scheiden hormonen uit, anderen produceren mucus en weer anderen leveren spijsverteringsenzymen. Cellen werken volgens een strikt controlesysteem en een evenwichtsmechanisme. Wanneer een cel veroudert en haar taak heeft volbracht, wordt zij via een zelfmoordmechanisme (apoptose) geëlimineerd of deelt zij zich ter vervanging.

In welke organen komt adenokarcinoom het meest voor?

  • Longen

    Onder de subtypes van longkanker is adenokarcinoom de meest voorkomende vorm binnen de niet-kleincellige kankers. Vooral bij patiënten die niet roken maar toch de diagnose longkanker krijgen, is longadenocarcinoom de eerste histologische subtype waar men aan denkt.

  • Dikke darm (colon en rectum)

    De meeste gevallen van colon- en rectumkanker zijn adenokarcinomen. Bij deze kanker ontstaat de tumor uit de mucus-producerende cellen die het darmparete bekleden.

  • Borst

    Een aanzienlijk deel van de borstkankers begint in de glandulaire cellen die de melkkanalen of melkklieren bekleden. De zogeheten “invasieve ductale carcinomen” vormen in feite een subtype van adenokarcinoom.

  • Alvleesklier

    Aangezien het grootste deel van de alvleesklier de exocriene functie vervult (het afscheiden van spijsverteringsenzymen), worden de meeste alvleesklierkankers aangeduid als “pancreatisch adenocarcinoom”.

  • Prostaat

    Het “acinair adenocarcinoom”, dat ontstaat uit de afscheidingscellen van de prostaatklier, is het meest voorkomende type kanker in dit orgaan.

  • Maag

    Bij de overgrote meerderheid van maagkankers is er sprake van afwijkingen in de glandulaire cellen die het maagslijmvlies vormen.

  • Baarmoederhals (cervix)

    Hoewel de meeste baarmoederhalskankers van het squameuze type zijn, vormt het adenocarcinoom – dat uit glandulaire cellen ontstaat – ook een belangrijke groep.

Hoewel deze kankers in deze organen via vergelijkbare mechanismen ontstaan, zijn er enkele verschillen te merken wat betreft risicofactoren, symptomen en het verloop van de ziekte. Deze verschillen veranderen echter niets aan het fundamentele kenmerk dat adenokarcinoom afkomstig is van klierweefsel.

Wat zijn de symptomen van adenokarcinoom?

  • Veranderingen in eetlust en gewichtsbeheersing: Onverklaarbaar gewichtsverlies of langdurige verminderde eetlust kan een algemeen waarschuwingssignaal zijn bij veel kankersoorten.
  • Aanhoudende vermoeidheid en malaise: Langdurige vermoeidheid kan wijzen op een verstoorde metabolische balans in het lichaam.
  • Pijn: Chronische pijn, zoals buikpijn, botpijn, rugpijn of borstpijn, kan – afhankelijk van het aangetaste orgaan – een symptoom van adenokarcinoom zijn.
  • Functionele stoornissen: Bijvoorbeeld, bij longadenocarcinoom kunnen aanhoudende hoest, bloed in het sputum en kortademigheid voorkomen; bij darmadenocarcinoom kunnen veranderingen in de stoelgang, zoals aanvallen van obstipatie of diarree, optreden.
  • Luister altijd naar uw lichaam: Deze symptomen kunnen namelijk een voorbode zijn van afwijkingen. Vroegtijdige ontdekking van adenokarcinoom leidt tot een eenvoudigere behandeling met bemoedigendere resultaten.

Welke risicofactoren vergemakkelijken de ontwikkeling van adenokarcinoom?

Kanker is over het algemeen een multifactoriële ziekte. Het is vaak niet mogelijk om het aan één enkele oorzaak toe te schrijven; adenokarcinoom ontstaat door een combinatie van verschillende triggerfactoren. Desondanks zijn enkele bekende risicofactoren als volgt:

  • Roken

    Roken is niet alleen een belangrijke risicofactor voor longkanker, maar ook voor kankers in de alvleesklier en andere organen. De chemicaliën in sigaretten kunnen schade aanrichten aan het DNA van cellen. Dit is vergelijkbaar met het dagelijks blootstellen van een machine, waarvan de tandwielen vatbaar zijn voor roest, aan een zure omgeving: na verloop van tijd raakt het mechanisme beschadigd.

  • Langdurige ontsteking

    Hoewel ontsteking een afweer- en herstelmechanisme is, kan chronische ontsteking leiden tot blijvende schade aan weefsels. Bijvoorbeeld, wanneer gastro-oesofageale refluxziekte (GERD) chronisch wordt, kan dit leiden tot een verandering, het zogenaamde Barrett-epitheel, in de slokdarm, wat later kan uitmonden in oesofageaal adenocarcinoom.

  • Obesitas

    Overgewicht of obesitas kan de hormoonbalans verstoren en leiden tot insulineresistentie. Bovendien scheidt vetweefsel stoffen uit die het ontstekingsproces bevorderen, waardoor het risico op adenocarcinomen van de colon, alvleesklier, borst en slokdarm toeneemt.

  • Genetische en familiale aanleg

    Bepaalde genmutaties kunnen van generatie op generatie worden overgedragen. Bijvoorbeeld, mutaties in genen zoals BRCA2 kunnen het risico op pancreasadenocarcinoom verhogen. Net zoals een gebrekkige elektrische installatie in een huis sneller vonken kan veroorzaken, is dit risico bij deze personen verhoogd.

  • Voeding en levensstijl

    Een voeding die arm is aan vezels, maar rijk aan rood en bewerkt vlees en arm aan groenten en fruit, verhoogt met name het risico op colorectaal adenocarcinoom. Daarnaast kunnen een gebrek aan regelmatige lichaamsbeweging en overmatig alcoholgebruik het proces versnellen.

  • Bepaalde beroepsmatige blootstellingen

    Mensen die werken met chemische stoffen of voortdurend worden blootgesteld aan straling, lopen een hoger risico.

Wat kan er gedaan worden om het risico op adenocarcinoom te verminderen?

  • Stoppen met roken: Als u rookt, is stoppen de grootste stap die u kunt zetten. Stoppen met roken vermindert na verloop van tijd het risico op kanker in veel organen.
  • Let op uw voedingspatroon: Een dieet rijk aan groenten, fruit, volle granen en peulvruchten versterkt de weerstand van het lichaam en de capaciteit voor celherstel. Het vermijden van suikerhoudende en bewerkte voedingsmiddelen helpt tevens om de hormoonbalans te behouden.
  • Lichamelijke activiteit: Er wordt aangeraden om minstens 150 minuten matige of 75 minuten intensieve lichamelijke activiteit per week te verrichten. Dit houdt het lichaam fit en helpt bij gewichtsbeheersing.
  • Regelmatige gezondheidscontroles: Vooral als er een familiegeschiedenis van vergelijkbare kankers is of als u andere risicofactoren heeft, kunnen regelmatige beeldvorming- en laboratoriumtests volgens de aanbevelingen van uw arts een vroege diagnose mogelijk maken.
  • Verminder de alcoholconsumptie: Overmatige alcoholinname kan een risicofactor zijn voor vele organen, zoals de alvleesklier en de lever.
  • Beroepsmatige voorzorgsmaatregelen: Als u in een omgeving werkt waar u wordt blootgesteld aan schadelijke chemicaliën of straling, is het belangrijk om beschermende uitrusting te gebruiken en regelmatig gecontroleerd te worden.

“Te veel is schadelijk, te weinig is spaarzaam.” Deze uitspraak is hier van toepassing. Terwijl we van het leven genieten, kunnen we door bewuste stappen te ondernemen veel risico’s verminderen.

Hoe wordt de diagnose van adenocarcinoom gesteld?

In het diagnoseproces wordt allereerst de anamnese van de patiënt afgenomen en een lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Vervolgens worden, afhankelijk van de vermoedelijke aandoening, diverse tests aangevraagd. Voor een definitieve diagnose is het essentieel dat er een biopsie wordt afgenomen en pathologisch onderzocht. De biopsie maakt het mogelijk om de tumorcellen onder een microscoop te beoordelen. Aan de hand van de vorm, ordening en kleurreacties van de cellen kunnen pathologen de diagnose adenokarcinoom stellen.

Daarnaast spelen beeldvormingstechnieken een zeer belangrijke rol bij de diagnose en het vaststellen van het stadium van de ziekte:

  • Echografie: Wordt gebruikt om massa’s in de buik of bepaalde laesies in organen op te sporen.
  • Computertomografie (CT): Geeft een duidelijk beeld van de grootte van de tumor, de verspreiding en de relatie met andere organen.
  • Magnetische resonantietomografie (MRI): Levert vooral voor de details van zacht weefsel helderdere beelden en biedt gedetailleerde beeldvorming van organen zoals de hersenen, lever en alvleesklier.
  • Positronemissietomografie (PET-scanning): Hierbij wordt een radioactieve stof, die lijkt op glucose, gebruikt om actief tumorweefsel op te sporen. Omdat kankercellen snel delen en veel glucose verbruiken, komt dit tot uiting als een verhoogde activiteit op de beelden.

Deze methoden helpen ook bij het vaststellen van het stadium (de mate van verspreiding) van de kanker. Net zoals men een kaart bestudeert om tot een besluit te komen over de bestemming, bepalen deze tests welke behandeling het meest geschikt is.

Welke behandelingsmethoden worden gebruikt bij de behandeling van adenocarcinoom?

De behandeling van adenokarcinoom bestaat in principe uit verschillende methoden. Welke methode wordt gekozen, is afhankelijk van het stadium van de tumor, het aangetaste orgaan, de algehele gezondheid van de patiënt en de moleculaire kenmerken van de tumor.

  • Chirurgische ingreep (operatie):

    Bij adenokarcinomen in een vroeg stadium of die gelokaliseerd zijn, is chirurgie de eerste keuze. Bijvoorbeeld, bij longadenocarcinoom wordt vaak een lobectomie (het verwijderen van een longlob) uitgevoerd. Bij colonkanker wordt het aangetaste darmsegment samen met de omliggende lymfeklieren verwijderd. Bij alvleesklierkanker kan een pancreatico-duodenectomie, bekend als de “Whipple-procedure”, noodzakelijk zijn. Het doel van de operatie is om het tumorweefsel volledig te verwijderen.

  • Chemotherapie:

    Chemotherapie kan zowel vóór (neoadjuvant) als na (adjuvant) de chirurgie worden toegepast. In gevorderde stadia wordt het ingezet om de tumor te verkleinen en de verspreiding te beheersen. Chemotherapie richt zich op het doden van snel delende kankercellen of het stoppen van hun celdeling. Echter, zoals het spreekwoord zegt, “de vluchtige vogel krijgt ook zijn deel”, kunnen gezonde snel delende cellen ook worden aangetast. Hierdoor kunnen bijwerkingen zoals haaruitval en misselijkheid optreden.

  • Radiotherapie (stralingstherapie):

    Radiotherapie heeft als doel kankercellen te doden met hoge-energetische stralen. Het wordt lokaal op een specifiek gebied toegepast en kan worden ingezet om microscopisch kleine cellen die na de operatie achterblijven te vernietigen of als een niet-chirurgische behandeling. Vooral bij sommige adenokarcinomen, zoals rectumkanker, kan het in combinatie met chemotherapie worden toegepast.

  • Gerichte therapieën (targeted therapy):

    Bij sommige typen adenokarcinoom zijn specifieke genmutaties of eiwitdoelen geïdentificeerd. Bijvoorbeeld, bij longadenocarcinoom worden, bij aanwezigheid van EGFR- of ALK-mutaties, medicijnen gebruikt die deze mutaties blokkeren. Dit valt te vergelijken met het aanvallen van de “zwakke plek” van de kankercellen, waardoor gezonde cellen minder schade oplopen.

  • Immunotherapie:

    Het doel van immunotherapie is om het immuunsysteem te versterken zodat het de kankercellen kan bestrijden. Vooral medicijnen die gericht zijn op immuuncontrolepunten zoals PD-1, PD-L1 en CTLA-4 leveren zeer succesvolle resultaten bij sommige typen adenokarcinoom. Hierbij wordt de “camouflage” van de kankercellen opgeheven, zodat het eigen immuunsysteem in actie komt.

  • Gecombineerde therapieën:

    In veel gevallen worden chirurgie, chemotherapie, radiotherapie, gerichte therapieën en immunotherapie sequentieel of gelijktijdig toegepast. Deze gecombineerde aanpak kan vergeleken worden met het omsingelen van de tumor vanuit meerdere hoeken.

De keuze voor een behandeling wordt gemaakt op basis van factoren zoals het stadium van de tumor, de leeftijd en algehele gezondheid van de patiënt, en op basis van genetische testresultaten en het moleculaire profiel van de tumor.

Hoe gaat men om met de bijwerkingen van de behandeling?

De behandeling van adenokarcinoom, met name wanneer methoden zoals chemotherapie en radiotherapie worden ingezet, kan leiden tot verschillende bijwerkingen. De ernst van deze bijwerkingen verschilt van persoon tot persoon. Zo kan een patiënt zeer lichte misselijkheid ervaren bij chemotherapie, terwijl een andere patiënt meer uitgesproken bijwerkingen zoals haaruitval, verlies van eetlust en vermoeidheid kan ondervinden.

  • Misselijkheid en braken: Chemotherapiemedicijnen vallen snel delende cellen aan, maar kunnen ook de gevoelige slijmlaag van het maag-darmkanaal beschadigen. In dat geval kunnen anti-misselijkheidsmedicijnen worden ingezet; lichte voeding en frequente, maar kleine maaltijden kunnen behulpzaam zijn.
  • Haaruitval (alopecia): Haarfollikels zijn snel delende cellen en zijn gevoelig voor chemotherapie. Bij sommige behandelingen is haaruitval tijdelijk en groeit het haar na afloop van de behandeling weer aan.
  • Malaise en vermoeidheid: Het lichaam verbruikt tijdens de behandeling veel energie. Het is nuttig om te letten op een goed slaappatroon en, indien mogelijk, lichte oefeningen te doen om de bloedsomloop te ondersteunen.
  • Mondzweren (stomatitis): Vooral het mondslijmvlies kan beschadigd raken tijdens chemotherapie. Het gebruik van een zachte tandenborstel en alcoholvrije mondspoelingen kan hierbij helpen.
  • Huidreacties (radiotherapie): In het gebied waar straling wordt toegepast, kunnen brandwonden, roodheid en droogheid van de huid optreden. Het is belangrijk om de huid te verzorgen met hydraterende crèmes en volgens de aanwijzingen van de arts.

Het omgaan met bijwerkingen tijdens de behandeling moet gezien worden als een integraal onderdeel van het behandeltraject. Het is essentieel om nauw contact te houden met uw arts, diëtist en verpleegkundige. Het is vergelijkbaar met een marathon: vermoeidheid is onvermijdelijk, maar met de juiste ondersteuning en methoden is het vol te houden.

Hoe ziet het nazorgproces na de behandeling van adenokarcinoom eruit?

Het succes van kankerbehandeling hangt niet alleen af van de effectiviteit van de operatie of de medicatie. Na de behandeling zijn regelmatige controles en tests nodig om eventuele recidieven (herhalingen) tijdig op te sporen. Het follow-up programma varieert afhankelijk van de behandeling en de toestand van de patiënt, maar omvat doorgaans de volgende stappen:

  • Lichamelijk onderzoek en het volgen van klachten: Regelmatig wordt geëvalueerd of symptomen terugkeren, hoe de algehele gezondheidstoestand is en of er sprake is van gewichtsverlies.
  • Bloedonderzoek: Bij sommige typen adenokarcinoom kunnen tumormarkers (bijv. CEA, CA 19-9, CA 15-3) worden gevolgd.
  • Beeldvormingstechnieken: Met behulp van CT, MRI of PET-CT worden de relevante lichaamsdelen of het geopereerde orgaan op regelmatige basis gecontroleerd.
  • Indien nodig voortzetting van immunotherapie/gerichte therapie: Bij sommige patiënten kan een langdurig medicatieregime als onderdeel van de onderhoudsbehandeling worden ingesteld.

Het nazorgproces is net zo belangrijk als het vroegtijdig opsporen van de kanker, omdat een tijdige detectie van een recidief de mogelijkheid biedt voor een nieuwe effectieve behandelstrategie.

Is het mogelijk om je te beschermen tegen adenocarcinoom?

Hoewel het niet altijd volledig mogelijk is om je te “beschermen” tegen adenokarcinoom, kan een gezonde levensstijl rekening houdend met de risicofactoren een groot verschil maken. Bij sommige kankersoorten bieden screeningstests de mogelijkheid voor een vroege diagnose. Bijvoorbeeld, vanaf 50 jaar kan regelmatige colonoscopie helpen om colonpoliepen op te sporen voordat zij kankerverwekkend worden. Evenzo, als er in de familie een geschiedenis is van alvleesklier- of borstkanker, kan genetisch advies en regelmatige beeldvorming met bijvoorbeeld echografie of MRI verstandig zijn.

Mensen met chronische reflux in de slokdarm of degenen die veel alcohol en tabak gebruiken, kunnen hun risico op oesofageaal adenocarcinoom aanzienlijk verlagen door deze gewoonten te verminderen of te stoppen en indien nodig de refluxbehandeling met medicatie voort te zetten.

Er bestaan talrijke wetenschappelijke studies die aantonen dat, zelfs in situaties die we soms als “lot” beschouwen, risicoreductie mogelijk is door veranderingen in de levensstijl. Daarom is het van belang om, zonder in wanhoop te raken, bewuste stappen te ondernemen om onze gezondheid te beschermen.

Zijn er nieuwe ontwikkelingen in de behandeling van adenocarcinoom?

Oncologie is een dynamisch vakgebied dat voortdurend verandert en waarin elk jaar nieuwe ontdekkingen worden gedaan. Ook in de behandeling van adenokarcinoom zijn er belangrijke vorderingen geboekt, met name op de volgende gebieden:

  • Nieuwe immunotherapie-agentia en combinaties
  • Gepersonaliseerde behandeling (personalized medicine)
  • Slimme moleculen en antistof-medicijnconjugaten
  • Minimaal invasieve chirurgische technieken
  • Weefsel- en vloeistofbiopten

Leven met adenocarcinoom: Is psychologische en sociale ondersteuning noodzakelijk?

Net als elk kankertraject beïnvloedt adenokarcinoom niet alleen het lichaam, maar ook de emoties en het sociale leven. Tijdens en na de behandeling kan de moraal en motivatie van de patiënt aanzienlijk variëren, en kunnen symptomen van stress, angst en zelfs depressie optreden. In dit opzicht is psychologische ondersteuning van groot belang.

  • Deskundige psychologen of psychiaters kunnen, indien nodig, ondersteuning bieden met medicatie en therapie om de stemming te reguleren en angststoornissen of depressie onder controle te houden.
  • De steun en het begrip van familie, vrienden en naasten helpen deze periode draaglijker te maken. Het delen van ervaringen en het besef dat men er niet alleen voor staat, versterkt het morele aspect van de behandeling.
  • Het delen van informatie en ervaringen met anderen die vergelijkbare trajecten hebben doorgemaakt is zeer waardevol; dergelijke groepen bieden een breed netwerk van ondersteuning, van praktische behandeladviezen tot emotionele steun.
  • Programma’s die gezonde voeding en lichte oefeningen tijdens en na de behandeling omvatten, vergroten zowel de fysieke weerstand als de psychologische kracht.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *